GRONINGEN - De meervoudige handelskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft uitspraak gedaan in een geschil tussen Groningen Seaports en de curator van de failliete bedrijven North Refinery en GOC Real Estate. Deze bedrijven zijn gevestigd op een zwaar vervuild bedrijfsterrein te Farmsum (Gr.).

Eigenaar bedrijventerrein houdt curator aansprakelijk
Groningen Seaports, eigenaar van het bedrijfsterrein, heeft zich in deze faillissementen geconfronteerd gezien met forse onbetaalde bedragen aan erfpachtcanon en huurpenningen. Voor dit financieel nadeel houdt zij de (voormalige) curator in beide faillissementen persoonlijk aansprakelijk wegens verwijtbaar handelen bij het oplopen van de onbetaalde schulden. Ook houdt Groningen Seaports de curator persoonlijk aansprakelijk voor het financieel nadeel dat zij stelt te hebben geleden in verband met bevoordeling door de curator van de Rabobank en het verzuim van de curator om de erfpachtrechten (voortvarend) aan derden te verkopen.

Rechtbank: curator kan geen verwijt worden gemaakt
De rechtbank is van oordeel dat de curator in geen van de hiervoor genoemde gevallen een verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt dat zijn persoonlijke aansprakelijkheid rechtvaardigt en wijst de betreffende vorderingen tegen de curator dan ook af.

De rechtbank acht van belang dat de curator de erfpachtrelatie met Groningen Seaports niet kon opzeggen, waardoor de erfpachtrelatie gewoon bleef doorlopen na het faillissement. Verder was de curator volgens de rechtbank niet verplicht om de huurovereenkomst met Groningen Seaports voor twee stukken grond op te zeggen. Een eventuele opzegging zou de financiële positie van Groningen Seaports ook niet hebben veranderd.

Dat de curator de bank onrechtmatig heeft bevoordeeld, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Daarnaast was het voor de curator vrijwel onmogelijk om de zwaar vervuilde grond te verkopen en heeft Groningen Seaports ook niet aangetoond dat de curator biedingen van gegadigden had liggen die hij niet kon weigeren.

Juridische vraag over erfpachtcanon
De rechtbank moest in deze uitspraak ook de juridische vraag beantwoorden of de na het faillissement verschuldigde erfpachtcanon een zogeheten 'boedelschuld' betreft: een schuld die de curator bij voorrang moet voldoen vóór de concurrente schulden. Deze vraag is, voor zover bekend, nog niet eerder in de rechtspraak aan de orde gekomen. De rechtbank komt uiteindelijk tot de conclusie dat de na het faillissement verschuldigde erfpachtcanon géén boedelschuld als hiervoor bedoeld is.