MARUM - Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelt de vriendin, zwager en schoonmoeder van de in 2012 vermoorde Jan Elzinga tot 14 jaar cel. Elzinga werd in de ochtend van 10 juli 2012 voor de ingang van het zwembad in het Groningse dorp Marum doodgeschoten. Het hof is ervan overtuigd dat de drie veroordeelden samen wat bekend is komen te staan als de ‘zwembadmoord’, hebben uitgelokt. Een man die de familie in contact heeft gebracht met de latere kroongetuige, wordt veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf.


De schutter en zijn handlanger Willem P. zijn in 2014 tot gevangenisstraffen van respectievelijk 15 en 20 jaar veroordeeld. De schutter verklaarde dat de schoonfamilie van Elzinga de opdrachtgever was. Willem P. beriep zich op zijn zwijgrecht. Hij bood zichzelf, nadat hij definitief was veroordeeld, echter aan bij het Openbaar Ministerie als kroongetuige. Willem P. verklaarde toen eveneens dat Elzinga’s vriendin Monique H., haar broer Marcel H. en hun moeder Jacoba van der L. de opdracht hadden gegeven en dat Johan L. daarbij betrokken was. Hij overhandigde daarbij een telefoon met sms-berichten tussen hem en Marcel H., waaruit dit zou blijken. De rechtbank veroordeelde in december 2022 de drie familieleden tot een celstraf van 20 jaar. Johan L. kreeg een gevangenisstraf van 7 jaar.

Rol van veroordeelden

Marcel H. onderhield contact met Willem P. en zorgde ervoor dat Willem P. en de schutter beschikten over alle benodigde informatie. Marcel H. gaf de huurmoordenaars ook vuurwapens. Monique H. had een initiërende rol, door gegevens over het uiterlijk en de kleding van Jan Elzinga te verstrekken. Ook zorgde ze voor het geld waarmee de huurmoordenaars betaald zijn. Hun moeder Jacoba van der L. had ook een initiërende en coördinerende rol. Zij onderhield het contact tussen Monique H. en Marcel H. Verder heeft zij het vuurwapen waarmee Jan Elzinga is doodgeschoten, betaald. Ook heeft ze direct na de moord geld veiliggesteld uit het huis van Jan Elzinga en haar dochter. Met dit geld zijn de huurmoordenaars betaald. Johan L. was degene die Marcel H. en Willem P. met elkaar in contact bracht, wetende dat Marcel H. een huurmoordenaar zocht en over een vuurwapen beschikte.

Kroongetuigedeal onrechtmatig

Willem P. heeft op grond van de ‘kroongetuigedeal’ 30% strafvermindering gekregen in ruil voor zijn volledige medewerking aan het onderzoek. Nadat Monique H., Marcel H., Jacoba van der L. en Johan L. aangehouden waren, bleek bij nader onderzoek dat de sms-berichten die Willem P. had verstrekt, deels door hemzelf gefabriceerd waren en dat hij daarover had gelogen. Willem P. werd hiervoor in 2023 door de rechtbank veroordeeld voor meineed tot een celstraf van 1,5 jaar.

Het frauderen van Willem P. bleek uiteindelijk relatief eenvoudig vast te stellen. Het hof oordeelt dat de politie en het OM meer en beter onderzoek hadden moeten doen naar die berichten, voordat de rechter-commissaris om toestemming voor de kroongetuigedeal werd gevraagd. De deal is daarom onrechtmatig.

Gedeeltelijke bewijsuitsluiting

Maar de onrechtmatige kroongetuigedeal leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Er is volgens het hof geen sprake van een oneerlijk proces. De gevolgen van de fouten konden voldoende op een andere manier worden gecompenseerd. Wel vindt het hof dat gedeeltelijke bewijsuitsluiting en strafvermindering het gevolg moeten zijn van het onzorgvuldig, nalatig en onrechtmatig optreden van politie en justitie in het opsporingsonderzoek. Het hof sluit de verklaringen Willem P. tot zijn bekentenis over het frauderen, bij de rechtbank in oktober 2022, uit van het bewijs. Zijn verklaringen van na dat moment heeft het hof wel als bewijs gebruikt, maar met grote terughoudendheid.

Bewijs

Andere bewijsmiddelen, zoals sms-berichten uit 2012 tussen Monique H. en Jacoba van der L. (gevonden op een telefoon aangetroffen bij een huiszoeking bij Van der L.) kunnen wel als bewijs worden gebruikt. Dit geldt ook voor de verklaringen van Johan L. na zijn aanhouding en de verklaring die hij als informant al in 2012 heeft afgelegd.

Het hof vindt ook de verklaringen van de schutter betrouwbaar. Hieruit blijkt dat Willem P. al in 2012 tegen de schutter heeft gezegd dat de schoonfamilie achter de moord zat. Het hof acht het, mede gelet op de details in die verklaring, niet aannemelijk dat Willem P. toen al bedacht zou hebben dat hij de schoonfamilie ten onrechte zou gaan aanwijzen als opdrachtgever. Niet is gebleken dat Willem P. hen voorafgaand aan de ontmoetingen in verband met de te plegen moord al kende, of wist van de relatieproblemen tussen Jan Elzinga en Monique H., of andere omstandigheden waardoor het voor de hand lag om juist hen verdacht te maken. Deze verklaringen van de schutter worden bovendien bevestigd door de verklaringen van Johan L. na zijn aanhouding, maar ook door wat L. in 2012 als informant heeft verklaard.

Andere bewijsmiddelen zijn onder meer de sms-berichten tussen Monique H. en Jacoba van der L. uit 2012, die volgens het hof het organiseren van de huurmoord verhullen en het sms-verkeer tussen Marcel H. en Willem P. (de berichten die niet door Willem P. zelf zijn gefabriceerd).

Tenslotte gebruikt het hof de laatste twee verklaringen van Willem P. voor het bewijs, voor zover die bevestiging vinden in objectieve bewijsmiddelen en de verklaringen van de schutter en van Johan L.

Het hof ziet geen wettig en overtuigend bewijs voor alternatieve scenario’s voor de huurmoord.

Straf

De vriendin, zwager en schoonmoeder van Jan Elzinga hebben volgens het hof een wezenlijk aandeel geleverd in het beramen van de huurmoord. Zij krijgen daarom dezelfde straf. Het hof neemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaar als uitgangspunt. Het geven van een opdracht voor een kille huurmoord en het ogenschijnlijke gemak waarmee dat gegaan is, kan niet anders bestraft worden dan met een aanzienlijke gevangenisstraf.

Het afluisteren van de veroordeelden had – achteraf beschouwd – niet mogen gebeuren, omdat de kroongetuigedeal onrechtmatig was. Daarmee is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelden gemaakt. Dit compenseert het hof met een strafvermindering van twee jaar. Dat betekent voor hen in beginsel een celstraf van 18 jaar.

De toepassing van de huidige regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) kan, in verhouding tot de regeling die ten tijde van de veroordeling van de schutter en Willem P. gold, tot een onredelijk verschil in netto strafduur leiden. Om die reden matigt het hof de straf tot 14 jaren.

Johan L. had een andere rol dan de schoonfamilie. Hij was geen initiator van de moord, had daar geen belang bij en heeft geen (financieel) profijt gehad van de dood van Jan Elzinga. Daarbij houdt het hof rekening met zijn proceshouding. Het hof acht een gevangenisstraf van 8 jaar passend voor zijn rol. Na aftrek van de 2 jaar strafvermindering, blijft er 6 jaar over. De VI-regeling is in zijn situatie qua mogelijke duur niet anders dan in 2012.